Je bent failliet. De veiligheid van je bestaan
is weg.
Je meester vroeg: rechtvaardig wat je hebt
gedaan?
Dat kun je niet. Je hebt bedrogen en vervalst,
nu moet je gaan.
Slim ben je ook. Je dekt je in, schuift met
getallen
en maakt je meesters debiteuren tot je
bondgenoot. Je speelt
het goed, met smeergeld koop je nieuwe
zekerheid.
Ik ken je en bezweer je: ruil niet mijn losgeld
in
voor valse munt. De oude woorden houden waarde:
kies welke god je dienen gaat. Het is de Ene
of de ander waarmee je leven staat –
of valt.
